Not Only Fans

Verhaal / 04.10.24

Rubberband Girl

Uschi Cop

  Zachtjes nu, het lome deinen van haar lichaam volgen, niet te bruusk de slaap verlaten. Ze kan nog net vermijden dat het signaal voor de tweede keer door de kamer snijdt en met trage bewegingen reikt ze naar het glas, neemt een slok. Haar binnenkant lijkt wel van plastiek, het water dat door haar keel glijdt doet dat zonder absorptie, als door een rubberen buis valt het door haar heen. Deze dorst zal niet gelest worden, niet vandaag. Ze zakt terug neer op de kussens, sluit haar ogen, maar zijn ademhaling is luid. Nee, nooit zou ze zich kunnen vergissen, nooit is ze alleen, het bed zal nooit meer echt van haar zijn, dat is de prijs die ze betaalt. Het witte licht dat de slaapkamer binnenvalt dringt door de dunne huid van haar oogleden, brengt de hitte met zich mee. Het onafgebroken gedreun van de regen heeft plaatsgemaakt voor een perfect aangename zonnige dag. Ze blijft er zich over verbazen, dat veranderlijke, die flexibiliteit van de natuur. Een boom die buigt in de wind, een rivier die haar oevers overtreedt, een spin die steeds opnieuw de moed vindt om een web te beginnen. See those trees, bend in the wind. I feel they got a lot of more sense than me. Ze probeert zich aan de melodie van het lied over te geven, weer dieper weg te zakken, zich vast te houden aan de plek tussen waak en slaap, de verdoving die je slechts daar kan vinden. Maar haar gedachten vormen zich als stokken die haar geest wakker slaan en een scherpe pijn dringt haar bewustzijn binnen. Hij was ver gegaan vannacht. Door haar wimpers heen kijkt ze naar de rode cijfers op de klok: 09:04. Ze voelt een energieverplaatsing, een blik die er daarvoor niet was en even durft ze zich niet te bewegen, maar dan draait ze zich geruisloos om. Elke spier in haar lichaam werkt tegen, wil stijf tegen haar vlees aan blijven plakken. Banden licht vallen als traliewerk over het lichaam van de man naast haar, houden hem gevangen in dit bed. Hij heeft zich niet verroerd, maar zijn ademhaling klinkt zachter nu. Hij is wakker, maar durft het niet aan, kan de dag die volgt en de nacht die tot dit moment heeft geleid nog niet onder ogen komen. Hij houdt van haar, en dat is zijn probleem.
  Rechtop gezeten schiet de pijn door haar lichaam, ze kan de precieze oorsprong niet meteen identificeren. Her en der ligt kleding verspreid over de houten vloer. Haar blouse, gescheurd aan de mouw, haar kokerrok in een prop, zijn onderbroek en een van zijn sokken liggen op de zitting van de leunstoel. De kamerplant is omgevallen – de porseleinen pot waarvan de rand opengewerkt is tot bloemblaadjes is gelukkig nog heel – de zwarte aarde vermengt zich op het visgraatparket met een dieprode plas. Een gebroken wijnglas. Wanneer was dat gebeurd? Haar oog blijft rusten op de lederen riem die in een haast animale kronkel op de grond is blijven liggen.
  Het is de mooiste kamer van het huis. Grote vensters met houten jaloezieën trekken het licht naar binnen, met lichte gordijnen die opbollen bij de kleinste bries. Via die ramen kan je het balkon op, waar je vanaf driehoog over het park uitkijkt, een magisch perspectief dat je lijkt te verleiden te springen, dat je toefluistert dat je veilig en wel in het malse gras zou belanden, niet uitgespreid binnenstebuiten gekeerd op het stenen trottoir. Hier bewaken de plafondhoge exotische planten al jarenlang haar slapende lichaam, hier hangen de schilderijen die ze doorheen de jaren verzamelde – de Fishl, de Doig, de Dumas – haar prijzen en awards, het eredoctoraat voor genderstudies, de foto waarop Germaine Greer haar arm om haar schouders heeft geslagen. Deze kamer is een herinnering aan de opbouw van een leven, het wervelende stijgen, haast gewichtloos. De ruimte was van haar, lang voor deze schaduw haar leven binnensloop, toen ze de openslaande deuren naar dit vertrek wijd open hield, toen alles in haar leven vrij mocht circuleren. Nu zijn ze gesloten, blijft hier wat hier gebeurt niet verstopt, neen, maar veilig verwijderd van de rest van haar leven.
  Nood aan water, in en rond haar. De rubberen barrière moet losgeweekt worden. Ze slaat het laken open en gaat op de bedrand zitten. Haar vingers zoeken de striemen om haar hals, de rauwe huid. Het leven naast haar is meelijwekkend onschuldig. Waarom heeft ze hem uitgekozen, laat ze zich toe even te denken, maar ze weet waarom: hij is goedhartig, licht, hij zou geen vlieg kwaad doen. Daarom hij. Het perverteren van deze onschadelijkheid, dat is de kick. Hem laten voelen wat hij dacht nooit te voelen, hem iets te laten willen doen wat hij dacht nooit te willen doen, wanhoop zien omslaan in agressie, dat leidt tot de hoogste extase. In een opwelling van clementie gunt ze hem de slaap of de illusie ervan. Hij krijgt nog even respijt. Stil wandelt ze naar de badkamer, sluit de deur achter zich.

  Ze draait de badkraan open, het geluid van stromend water kalmeert haar enigszins. Zittend op de badrand sluit ze haar ogen, steekt haar vingers onder het stromende water en het is alsof ze zelf wegstroomt, naar een ander continent, een andere wereld. Vloeibaar wordt ze, meegaan wil ze, buigen en deinen. See those trees, bend in the wind, I feel they got a lot of more sense than me. You see, I try to resist. Als water wil ze zijn, zich niet steeds verzetten, slap zijn, niet sterk. Bij die gedachte voelt ze een zindering door haar kut gaan. Ze kon zijn handen niet van haar afhouden, hij was te sterk, ze kon zich niet verdedigen toen hij haar kleding afrukte, zijn handen zich rond haar hals sloten. I wanna be a rubberband girl. Ze voelt weer de pijn toen hij haar benen uiteen wrikte en zo haar binnenkant tot zich nam. Het is niet natuurlijk voor hem, ze had ver moeten gaan deze keer. De liefde zat hem initieel in de weg, maar, denkt ze, begint nu eindelijk op te leveren. Het water stroomt over de badrand. Betrapt door het fysieke van deze wereld laat ze wat water weglopen, voelt ze met haar teen of het niet te heet is. Daarna laat ze zich in de kuip zakken. De warmte omsluit haar lippen meteen, haar kut trekt zich samen. In het water is ze even veilig, voelt het grote huis weer als een thuis, geborgen. Het tegenovergestelde van de schaduw die alles opent in haar, die enkel kan bestaan door harde belichting van haar verlangens, het blootleggen van elk zenuwuiteinde.

  Het was laat geweest. Uren hadden ze in een hoekje van het café zitten praten, over het recept voor de vongole bij de Italiaan om de hoek, over haar nieuwe project en zijn vaders huis dat hij dringend moest leeghalen. In de lift hadden ze gevreeën, zijn hand op haar onderrug, haar been tegen zijn kruis gedrukt. In de slaapkamer ontkleedde hij zich gehaast, duwde haar op het bed, verloor bijna zijn evenwicht bij het uittrekken van zijn tweede sok maar liet zich dan bij haar op het bed vallen. Hij kuste haar en hield zijn ogen open, trok het shirt over haar hoofd amper het contact tussen hun monden onderbrekend. Hij keek haar aan, hij wilde haar altijd aankijken. De drank had hem lichtzinnig gemaakt, roekeloos, zag ze. Hij kuste haar dieper, traag, vol overgave. Hij geloofde erin. Haar tanden vonden het vlees van zijn onderlip.
  ‘Auw.’
  Ze beet hem harder, trok dan met haar tanden, zijn huid scheurde in haar mond.
  ‘Hé.’ Hij trok zijn hoofd met een ruk weg en de smaak van ijzer maakte haar heet. ‘Anna,’ Met zijn hand aan zijn lip keek hij haar vragend aan, ‘Niet vandaag?’ Even dacht ze tranen in zijn ogen te zien blinken. Zijn smeken maakte haar razend. Fuck the patriarchy, down with the system, ja, maar ’s nachts was de schaduw aan zet, ’s nachts moest iemand het overnemen van haar, de verantwoordelijkheid om verder te kunnen vechten, te werken, te kunnen blijven staan wanneer al de kritiek over haar neerdaalde. Iemand moest haar openspreiden, blootleggen, haar het geweld aandoen waar ze overdag zo bang voor was. Anders zou ze stikken, imploderen.
  Ze grijnsde. ‘Wil het jongetje naar mama? Gaat het jongetje huilen?’
  ‘Ik meen het, Anna, hou op met die flauwekul.’ Hij veegde het bloed aan zijn dij. ‘Kunnen we voor een keer eens normaal doen.’ Hij probeerde haar opnieuw in zijn armen te sluiten. ‘Kom hier, lieverd, ik heb je nodig, voor één keer, zacht, voor één keer, Anna, ik hou van jou.’ Hij bleef lieve woordjes fluisteren in haar hals en zocht met zijn handen haar borsten.
  Zijn geur bedwelmde haar, deed haar bijna toegeven, maar ze ontworstelde zich aan zijn greep en keek hem aan, zei traag en overdreven articulerend: ‘Het is geen flauwekul en dat weet je. Wat jij wil, zal ik je nooit geven.’
  Hij glimlachte. ‘Gekkie, ik weet toch dat je van me houdt.’
  ‘Waar haal je dat vandaan?’ Ze lachte schel. ‘Ik zal nooit van je houden, nooit.’
  ‘Dat meen je niet.’
  Ze keek hem ernstig aan. ‘Dat meen ik wel.’ Traag bracht hij zijn gezicht naar haar, ze hield haar lichaam stijf, zijn hand gleed over haar wangen naar haar hals. Hij kuste haar, maar ze hield haar lippen op elkaar, wendde haar gezicht af.
  ‘Alsjeblief, Anna, toe, kijk me eens aan, liefje, lieverd.’
  Ze gaf hem een klap in zijn gezicht.
  Zijn glimlach brak, trok terug zijn lichaam in.
  ‘Stop met smeken, je ziet er belachelijk uit.’
  De alcohol die hem net zo vrolijk en licht had gemaakt, vatte vuur. Hij was woedend. Door die aanblik voelde ze iets opborrelen in haar buik. ‘Kijk naar jezelf, hoe kan iemand ooit van zo’n slappe, zielige vent houden.’ De absurditeit, want ze hield wel van hem, heel veel, deed het haar uitproesten.
  ‘Anna, hou op.’ hij bracht haar naam kermend uit. Hysterisch trokken de spieren in haar buik samen en ze voelde zich slap worden. ‘Hou op, hou op,’ brulde hij.
  De hand kwam als uit het niets. Ze werd hardhandig bij de haren omhooggetrokken en uit het bed gesleurd. ‘Dit wil je, toch?’
  Ja, ze moest gestraft worden, gestraft om haar vrouwelijkheid, haar gebrek aan pik, haar te zachte, weke rondingen, maar vooral voor haar weigering ten opzichte van zoveel mannen, het weigeren te geven aan hen wat zij nodig hadden, waar zij een natuurlijk recht op hadden. Hij moest het nemen, hij moest het van haar afpakken, haar behandelen als een fokmerrie, haar bezwangeren met zijn zaad, al werd het haar einde. Hij gooide haar op de fauteuil en voor ze zich kon herstellen had hij haar rok afgerukt, haar benen geopend en hoorde ze de klik van een riem die uit een broek werd getrokken.
  ‘Wil je me zo?’ De riem kwam hard neer. ‘Is het eindelijk goed zo?’ Ze kermde van verrassing, maar toen werden de slagen harder. ‘Is. Dit. Lekker?’ De pijn ontnam haar de adem. Dit was echt, ging er door haar heen en dan de euforie, het lichte hoofd, geen gedachten meer, leegte, een volledige overgave. Hij sloeg met al zijn kracht, hij sprak niet meer, ze hoorde hem hijgen van de inspanning, tot ze de pijn niet meer voelde, tot haar billen volledig gevoelloos was geworden. Toen gooide hij de riem weg en duwde hij twee vingers in haar kut. Nat was ze. Druipnat. ‘Oh ja, dat vind je lekker, slet.’ Hij duwde er nog een vinger bij, en nog één en toen voelde ze dat hij zijn hand er helemaal in probeerde te duwen. Ze was te smal, maar hij bleef duwen. De pijn was breed en oers, speeksel droop uit haar mond, ze kon niets uitbrengen en probeerde de sensatie op te vangen door haar ademhaling. In en uit, in en uit. Er was geen ruimte voor iets anders, het mocht eeuwig duren, dit ademen op de golven van pijn. Onverwachts draaide hij haar op haar rug en een nieuw soort angst laaide in haar op, zo had ze hem nog nooit gezien – dit wilde ze, dit wilde ze - en hij duwde zich in haar, de pijn sloot zich in haar op, en hij moet het gezien hebben, haar angst, want zijn gezicht zweefde weer dichter boven het hare en ze zag zijn ogen verzachten, hij kuste haar, zijn tong ruw in haar mond, maar zijn stoten veranderen van ritme, werden trager, tederder, en in zijn gezicht zag ze de eerste sporen van twijfel.
   ‘Slappeling.’ Ze spuwde in zijn gezicht.
  Hij verraste haar door naar haar keel te grijpen. Ze voelde zichzelf ejaculeren, zijn harde pik omsnoeren met haar orgasme. Hij kneep harder. Ze sloot haar ogen, de sensatie steeg op naar haar borst. Zo moest het zijn, haar kut uitgelicht, als een brandend kooltje, als een verlichte relikwie, zwevend in het niets, donker, enkel het licht dat uit haar kwam, een branden van alle vezels. Traag steeg het gevoel op, dat niets anders dan de dood kon zijn, die tegen haar opkroop, zich naast haar hart vleide. Zo zou ze sterven met het laatste orgasme. Ergens riep iemand iets, ze was nergens, ze was overal. Dan toch plots lucht, zuurstof die razendsnel haar lichaam weer bijbracht, met de laatste kermen van haar orgasme duwde ze hem van haar af door hem hard te schoppen. Hij viel op de vloer met grote ogen en trillende handen, in shock. Wat ze zag: zijn zaad dat nog in een laatste stuwing op zijn eigen dijbeen belandde.

  Haar lichaam is ondertussen aangepast aan de watertemperatuur en ze draait de heetwaterkraan weer open. De vloeiende massa rond haar verzacht haar pijnlijke spieren. Haar vingers zoeken haar warmte, het voelen tussen haar lippen naar de zijige opening, het hete vocht, zo anders dan water. Ze sluit haar ogen, verbeeldt zich dat ze omsloten wordt door kutvocht, dat slijmerige oorden haar omvatten. Is er ooit voldoende vocht? Zachtjes dringt ze bij zichzelf naar binnen, haar vinger lijkt enorm, haar vagina te smal, de seks van gisterenavond had haar kut doen opzwellen. Dat vindt ze het lekkerst, na een ruwe vrijpartij, het verkennen van haar binnenkant alsof ze weer maagd is, onaangetast. Ze laat haar borsten boven water drijven, de frisse lucht stuurt een scherpe sensatie door haar heen, ze streelt haar tepels, knijpt dan hard. De beelden op haar netvlies worden heftiger, ze ziet zichzelf als een wassen pop, dood, volledig overgeleverd aan haar eigen geilheid. Haar vinger duikt dieper en ze komt klaar: een matig, teleurstellend orgasme.
  Ze rilt, de temperatuur in de badkamer is merkbaar kouder geworden. Staat er ergens een raam open? Zuchtend grijpt ze een handdoek van het rek en hijst zichzelf uit de badkuip, een te grote spreiding van haar benen vermijdend. Ze slaat de te kleine handdoek om haar middel en opent de deur naar de slaapkamer. Het is meteen duidelijk dat hij is opgestaan. Het bed is leeg, de lakens vertonen nog zijn afdruk. Het grote dubbele raam staat wagenwijd open, werpt een lange schaduw over het parket, een magisch perspectief. De witte doorzichtige gordijnen waaien op en doen haar denken aan de vleugels van een veel te logge vogel die per se wil vliegen maar met geen macht van de grond komt. Kippenvel verschijnt over haar hele lichaam, de wind voelt kouder aan dan hij eigenlijk is. I wanna be a rubberband girl. A rubberband girl is she.

Uschi Cop is schrijver en literair curator in Brussel. Begin 2021 richtte ze Hyster-x op, een Belgisch makerscollectief voor vrouwen en non-binaire personen. In 2023 kwam haar verhalenbundel 'Zwaktebod' uit bij Wintertuin. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Arbeiderspers.

Meer van deze auteur